17-2-2015: Navarra String Quartet met Bram van Sambeek (fagot)

de Doelen, Jurriaanse Zaal, 20.15 uur

Navarra String Quartet  
Magnus Johnston viool
Marije Johnston viool
Simone van der Giessen altviool
Brian O’Kane cello
met medewerking van  
Bram van Sambeek fagot

 

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

Kwartet voor fagot, viool, altviool en cello in F KV370 (1781)
(bewerking van Hobokwartet door Mordechai Rechtman)

 

Allegro
Adagio
Rondo: Allegro

   

Benjamin Britten (1913-1976)

Strijkkwartet nr. 3 in G opus 94 (1975)
 

Duets: With moderate movement
Ostinato: Very fast
Solo: Very calm
Burlesque: Fast – con fuoco
Recitative and Passacaglia (La Serenissima): Slow

   

Frank Bridge (1879-1941)

Drie idyllen voor strijkkwartet (1906)
 

Adagio molto espressivo
Allegretto poco lento
Allegro con moto

   

Édouard Du Puy (ca. 1773-1822)

Kwintet in a voor fagot en strijkkwartet
 

Allegro moderato
Andante sostenuto
Rondo: Allegro [Carl Anton Braun (1788-1835)]

 

Biografieën

Het Navarra Quartet werd opgericht in 2002 en werd van 2006 tot 2010 geselecteerd voor de Young Classical Artists Trust (YCAT). Het kwartet won de MIDEM Classique Young Artist Award, een Borletti- Buitoni Trust Fellowship, een Musica Viva tour en prijzen bij de kwartetwedstrijden in Banff, Melbourne en Florence. Het kwartet trad op in heel Europa, Australië, de VS en het Midden-Oosten en stond centraal in diverse radio-uitzendingen. Het Navarra Quartet trad op met onder meer Li-Wei, Guy Johnston, Mark Padmore, Allan Clayton, Francesco Piemontesi, John O’Conor, Jack Liebeck, Simone Young en het National Youth Orchestra of Great Britain. Enthousiast ontvangen werd de cd met Haydns Die sieben letzten Worte die de prijs van de Deutsche Schallplattenkritik kreeg. De nieuwste cd is gewijd aan muziek van Joseph Phibbs. Het Navarra Quartet kreeg zijn opleiding aan het Royal Northern College of Music bij Alasdair Tait en Christopher Rowland. Voor verdere studie togen de vier musici naar Keulen bij het Alban Berg Quartet, naar Parijs bij het Pro-Quartet, naar de Britten-Pears School in Aldeburgh en het Verbier Festival in Zwitserland.

De musici bespelen violen van Hieronymus II Amati en Panormo violins, een anonieme antieke altviool en een Ruggieri-cello.

Bram van Sambeek, fagot

Bram van Sambeek (1980) ontving in 2009 de Nederlandse Muziekprijs, een gelegenheid waarbij hij het Fagotconcert van Goebaidoelina speelde met het Rotterdams Philharmonisch en chefdirigent Nézet-Séguin. In 2011 won hij een Borletti Buitoni Trust Award, en recentelijk werd hij toegelaten tot de ‘Chamber Music Society Two’ van het Lincoln Center in New York. Van 2002-2011 was Bram van Sambeek solofagottist van het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Hij is regelmatig te gast als solo-fagottist bij het London Symphony Orchestra en het Mahler Chamber Orchestra. Sinds 2011 focust hij zich op kamermuziek en solospel. Hij doceert aan het Conservatorium van Rotterdam. Bram van Sambeek maakt deel uit van het Schulhoff Trio en het Orlando Kwintet, en werkt geregeld samen met Alexei Ogrintchouk, Cecilia Bernardini, Julius Drake, Liza Ferschtman, Izhar Elias en Reto Bieri en Jörg Widmann. Verder speelde hij met het Nederlands Blazers Ensemble, het ASKO-ensemble, de Ebony Band, het Prazak Kwartet en het Tempera Kwartet. Hij is geregeld te gast bij festivals in Delft, Kerkrade, West-Cork en Oxford. Bram van Sambeek studeerde aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag bij Joep Terwey en Johan Steinmann, studeerde verder bij Gustavo Núñez, Brian Pollard, Klaus Thunemann en Sergio Azzolini.

 

Hobo wordt fagot

Dit concert begint met een werk dat bekend staat als het Hobokwartet van Mozart. Het was ook een hoboïst van naam die Mozart in München in 1781 het stuk op het lijf schreef, Friedrich Ramm. Hier is het stuk te horen als Fagotkwartet, met de fagot als vervanger van de hobo, een bewerking van de in Duitsland in 1926 geboren en in Israël woonachtige fagottist Mordechai Rechtman. Het eerste deel van het Fagotkwartet is van een melodieuze pracht, met tedere dialogen tussen fagot en viool. Het Adagio lijkt een aria voor de fagot, ernstig en heroïsch en met dramatische sprongen in de melodie. In het afsluitende Rondo heeft Mozart met veel humor een populair aandoend en dansant motief verwerkt. Voordat het stuk met lopen en ornamenten en met scherts en bravoure ten einde komt laat Mozart de fagot kleine pathetische kreten slaken.

Death in Venice en de klokken van de lagunenstad

Dan een sprong van twee eeuwen, naar het Derde strijkkwartet opus 94 uit 1975, het laatste grotere werk dat Benjamin Britten voltooide voor zijn dood, ongeveer een jaar later. Het is opgedragen aan de Oostenrijks-Britse muziekcriticus Hans Keller, die er jarenlang bij Britten op aandrong, na zijn eerdere kwartetten uit de jaren veertig, een nieuw kwartet te componeren. Het vijfdelige werk heeft twee zwaartepunten in de beide hoekdelen en heeft als centrum een langzaam deel dat omlijst wordt door twee scherzi. Ondanks deze vijfdelige opzet die herinnert aan het onderhoudende en opgewekte divertimento is de algehele teneur van het kwartet serieus. Het eerste deel is zelfs elegisch van aard. De instrumenten spelen hier voor het grootste deel in paren: Duets. Het tweede deel wordt beheerst door een hardnekkige vierkwartsbeweging. Deze ietwat vinnige sfeer keert terug in het vierde deel, in nog heviger mate. Het derde deel vormt het grote rustpunt: een serene vioolsolo ondersteund door de doorzichtigste aller begeleidingen. Het werk sluit af met een verstilde passacaglia, voorafgegaan door enkele echo's van Brittens eigen opera Death in Venice én van de klokken van Venetië, waarheen Britten in november 1975 reisde om zijn kwartet te voltooien.

In de schaduw van Britten

De naam van de veel te weinig bekende Engelse componist Frank Bridge (1879-1941) leeft misschien nog wel het meest voort in muziek van zijn leerling Benjamin Britten, namelijk in Variations on a Theme of Frank Bridge. Het thema dat Britten daarin gebruikte is vanavond te horen in de tweede van de Drie idyllen van Bridge. De laat-romantische stijl van Bridge maakte na de Eerste Wereldoorlog plaats voor een radicaal moderner idioom onder invloed van Schönbergs leerling Alban Berg. Daardoor raakte Bridge geïsoleerd te midden van zijn Engelse collega’s. Maar in de tijd van zijn Drie idyllen uit 1906 bevond Bridge zich nog in laat-romantisch vaarwater, niet vreemd voor iemand die in Londen het vak geleerd had van de Mendelssohn- en Brahms-apostel Charles Villiers Stanford (1852-1924). Een donkere sfeer van melancholie hangt er over het eerste stuk, het langste van de drie. Na wat lyrischer zijpaden keert aan het eind de sombere nostalgie van het begin terug. De korte tweede idylle brengt tijdelijk verlichting, al is de lyriek doordrenkt van weemoedigheid. Hier, en ook in de vrolijke derde idylle, is de nabijheid van Maurice Ravel goed hoorbaar.

De charme van Du Puy

Het laatste werk is van een tijdgenoot van Beethoven, de in Zwitserland geboren en in Frankrijk getogen violist, zanger en componist Édouard Du Puy (ca. 1773-1822). Hij studeerde viool en piano (bij Dussek) in Parijs, was concertmeester aan het Pruisische hof, en werkte tot aan zijn dood grotendeels in Stockholm en Kopenhagen. Daar maakte hij furore als operacomponist, maar zong hij onder meer ook de titelrol in Don Giovanni van Mozart. En met die componist is Du Puys eigen muziek ook verwant, al is de vroege romantiek van Dussek en Hummel hoorbaar dichtbij. Als afsluiting gaat hier Édouard Du Puys driedelige Kwintet in a voor fagot en strijkkwartet. Bram van Sambeek zei over dit werk: ‘De charmante, met een onrustige persoonlijkheid behepte Du Puy schreef naar mijn smaak het meest aantrekkelijke kamermuziekwerk voor fagot uit de overgangsperiode van de klassieke tijd naar de vroegromantiek.’

Clemens Romijn