Concertgebouw de Doelen, Jurriaanse Zaal, 20:15 uur
Aviv Kwartet
Sergej Orstrovsky | viool |
Daniel Garlitsky | viool |
Noémie Bialobroda | altviool |
Daniël Mitnitsky | cello |
Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791) | Strijkkwartet nr.15 in d KV421 (1783) |
Allegro
Andante
Menuetto (Allegretto) – Trio
Allegretto ma non troppo
|
|
Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975) |
Strijkkwartet nr. 4 in D opus 83 (1949) |
Allegretto
Andantino
Allegretto
Allegretto
|
|
pauze |
|
Pjotr Iljitsj Tsjaikovski (1840-1893)
|
Strijkkwartet nr. 3 in es opus 30 (1876) |
Andante sostenuto – Allegro moderato
Allegretto vivo e scherzando
Andante funebre e dolorosa ma con moto
Finale: Allegro non troppo e risoluto
|
Aviv Kwartet
Het Aviv String Quartet werd opgericht in Israël in 1997 en daar opgeleid door Irena Svetlova en Chaim Taub. Het kwartet studeerde verder bij het Alban Berg kwartet in Keulen en het Daniel Kwaret in Rottterdam. Ze namen tijdens hun opleiding tevens deel aan verschillende masterclasses en kregen zodoende les van Isaac Stern en leden van het Amadeus, het Emmerson en het Julliard Kwartet.
Het Aviv Kwartet won de Grand Prix en nog vier speciale prijzen van de 3rd International Melbourne Chamber Music Competition (1999), de Schubert Prize van de Schubert Competition (2003), 2e prijs (er werd dat jaar geen 1e prijs toegekend) van de Bordeaux International String Quartet Competition (2003) en 1e prijs (“Amadeus Prize” ) van het Charles Hennen Concours (1999). Tevens won het kwartet: de Israeli Ministry of Culture Prize (2001), de German Ministry of Education Award (1999) en de Prize of the Israeli Lottery Foundation – Ensemble of the Year 2003.
Concertlocaties van het Aviv Kwartet zijn onder meer: Carnegie Hall en Alice Tully Hall in New York, Kennedy Center en Library of Congress in Washington, Sydney Opera House, Philharmonie in Keulen, Konzerthaus Wenen, Wigmore Hall en Royal Festival Hall in London, Louvre Auditorium, Theatre du Chatelet en Theatre de la Ville in Parijs, Tonhalle in Zürich, Beethoven Haus in Bonn. Het kwartet gaf tevens concerten in Brazilië, China, Australië, Ierland, Italië, Nederland, Zweden, Kroatië, Portugal, Spanje, Zuid-Afrika, Canada, Lapland en Estland.
Collegamusici met wie het kwartet concerten heeft gegeven zijn o.a. het Belcea Quartet, Ebène Quartet en het Psophos Quartet, Yefim Bronfman, Pierre-Laurent Aimard, Anthony Paye en Martin Fröst.
Een donker Haydnkwartet van Mozart
Het eerste werk op dit programma, het Strijkkwartet in d KV 421, behoort tot de zogenaamde zes Haydn-kwartetten die Mozart tussen 1782 en 1785 op papier zette en opdroeg aan zijn leraar, vriend en geestelijke vader Joseph Haydn. Als we bedenken dat Mozart voor het componeren van de ouverture tot zijn opera Don Giovanni slechts één avond nodig had en hij algemeen bekend stond om zijn zeer vlotte pen, dan moet het schrijven van deze zes Haydn-kwartetten hem veel tijd (ongeveer drie jaar!) en moeite gekost hebben. In de brief ‘An meinen lieben Freund Haydn’ waarmee hij op 1 september 1785 de gedrukte uitgave van de zes kwartetten inleidde sprak Mozart openlijk van ‘de vruchten van lange en moeizame arbeid.’ Hij schreef de werken niet op bestelling of in opdracht, maar als een reactie op Haydns Russische strijkkwartetten opus 33 uit 1781. Opvallend is dat beide componisten tot die tijd een soort artistieke pauze van zo’n tien jaar hadden ingelast waarin zij geen enkel strijkkwartet componeerden.
Het Strijkkwartet in d KV 421 is donker getint. Het eerste deel (Allegro moderato) begint met een ruimtelijk en tegelijk pijnlijk klagend hoofdthema en lijkt een beklemmende persoonlijke ontboezeming. Ook in het tweede deel (Andante) wil de gebruikelijke vreedzame zangerigheid van het langzame deel maar niet doorbreken. Het hele werk wordt beheerst door onrust en schaduwkanten, zoals we die ook kennen, maar dan later, van Schubert. Alleen in het Trio van het sterk contrapuntische Menuet (Allegretto) lijkt de donkere sluier een korte episode lang opgetild te worden. Volgens Mozarts vrouw Constanze componeerde Mozart dit Menuet als een reactie op de pijnlijke geboorte van hun eerste zoon Raimund. Tijdens de bevalling was Wolfgang in de aangrenzende kamer aan dit Menuet aan het schrijven. Het kwartet eindigt, naar het voorbeeld van Haydn, met een thema met variaties, dat ondanks de grote beweeglijkheid niet de algehele klaaglijke teneur weet te doorbreken. Dezelfde demonisch dreigende octaafsprong waarmee die het kwartet opende sluit het werk ook weer af.
Wachten op de dood van Stalin
‘Deze muziek is opzettelijk onharmonisch, chaotisch en onmogelijk te onthouden. Dit is spelen met obscure zaken. Zoiets kan slecht aflopen.’ Zo heette het dreigend in een berucht artikel in de Pravda in 1934. Ook de kop sprak boekdelen: ‘Chaos in plaats van muziek’. Hij was door Stalin zelf gedicteerd. Het muziekwerk dat zijn toorn gewekt had was de opera Lady Macbeth van het district Mtsensk van Dmitri Sjostakovitsj die in Leningrad voor korte tijd op de planken was gebracht. De opera veroorzaakte een van de grootste schandalen uit de muziekgeschiedenis. Sjostakovitsj’ reactie op deze terreur was zijn ‘emigratie naar het innerlijk’. Naast openbare werken die hij schreef als een soort bewijs van goed gedrag componeerde hij zijn persoonlijke bekentenismuziek uitsluitend voor de bureaula. Het was wachten op betere tijden, op politieke dooi, op de dood van Stalin.
In de bureaula lagen te sluimeren de liederencyclus op joodse volkspoëzie, het Eerste vioolconcert en het Vierde strijkkwartet, alle drie uit 1948-1949, de jaren van de grote terreur. In zijn Memoires vertelde Sjostakovitsj aan Solomon Volkov de ontstaansachtergrond van deze werken: ‘Al voor de oorlog was de algemene houding tegenover joden merkbaar veranderd. Het was nog een lange weg naar de verbroedering der volken. De joden werden het meest verguisde en weerloze volk van Europa. De middeleeuwen waren teruggekeerd. Voor mij werden de joden een symbool. In hen concentreerde zich de hele menselijke weerloosheid. Na de oorlog probeerde ik dit gevoel in mijn werken uit te drukken. In die tijd componeerde ik mijn Vioolconcert, mijn joodse cyclus, en later mijn Vierde strijkkwartet.’ Dit Vierde strijkkwartet is doorspekt met toespelingen op Russisch-Joodse volksmuziek en beleefde zijn eerste uitvoering pas krap na de dood van Stalin, op 3 december 1953 in Moskou.
Droefenis met hartenklop
Het bescheiden kamermuziek-oeuvre van Tsjaikovski telt drie strijkkwartetten, waarschijnlijk een soort proeftuinen voor de componist vooraleer hij zich waagde aan grotere orkestwerken. Het eerste uit 1871 kreeg extra bekendheid doordat Tsjaikovski het tweede deel bewerkte voor strijkorkest. Het Derde strijkkwartet in de verafgelegen toonsoort es-klein is een duister en droef werk, geschreven naar aanleiding van het overlijden van bevriende violist Ferdinand Laub in 1876. Dat verklaart de requiem-achtige stemming van het werk, het zwevend tastende begin vol chromatiek en het rusteloze Allegro dat daarop aansluit. Het aansluitende scherzo doet de droefenis tijdelijk vergeten. Het emotionele zwaartepunt vormt het langzame deel, een heftige doodsklacht, sterk gespeeld maar met dempers! Bij de terugkerende melodie schreef Tsjaikovski in de partituur als speelaanwijzingen ‘piangendo’ (wenend) en ‘con dolore’ (met smart). Tegen het eind lijkt de hartenklop langzaam tot stilstand te komen en stokt de muziek. De optimistisch ogende Finale lijkt vergetelheid te zoeken in aardse en optimistische tonen, in jachtige achtervolgingen en uitbundige volumes.