dinsdag 10 januari 2017: Ferschtman & Friends

Jurriaanse Zaal van Concertgebouw de Doelen te Rotterdam om 20.15 uur

Ferschtman & Friends

Liza Ferschtman (viool)
Maria Milstein (viool)
Marc Desmons (altviool)
Dmitri Ferschtman (cello)
Elisabeth Leonskaja (piano)
Mila Baslawskaja (piano)

om 19:30 voorafgegaan door het
Lip Stick percussion duo

Maria Martpay en Laura Trompetter

Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)

Pianotrio nr.2 in e opus 67 (1944)
Andante-Moderato
Allegro non troppo
Largo
Allegretto-Adagio

Pianosonate nr.2 in b opus 64 (1942)
Allegretto
Largo
Moderato con moto

pauze

Pianokwintet in g opus 57 (1941)
Prelude: Lento
Fuga: Adagio
Scherzo: Allegretto
Intermezzo: Lento
Finale: Allegretto

Liza Ferschtman

Violiste Liza Ferschtman trad de afgelopen seizoenen op in binnen- en buitenland met diverse orkesten in Europa. Ze werkte daarbij samen met dirigenten als Gianandrea Noseda, Tatsuya Shimono, Leonard Slatkin, Mendi Rodan, Lev Markiz, Yakua Yuasa, Jaap van Zweden, Christoph von Dohnányi, Frans Brüggen en Shlomo Mintz. Geboren als dochter van bekende Russische musici kreeg Liza Ferschtman haar eerste vioollessen op haar vijfde van Philip Hirschhorn. Ze volgde masterclasses bij Yvry Gitlis, Igor Oistrach en Aaron Rosand en studeerde tot 1998 bij Herman Krebbers. Daarna werkte ze met Ida Kavafian aan het gerenommeerde Curtis Institute of Music in Philadelphia, en met David Takeno in Londen. Als artistiek leider van het Delft Kamermuziek Festival is Liza naast het optreden met orkesten tevens een gepassioneerd kamermusicus. Zo trad ze de afgelopen jaren op op talrijke belangrijke podia en festivals in Europa (Risor, West Cork, Kempten Festival, Prussia Cove) en de Verenigde Staten (o.a. Ravinia Festival Chicago).
In november 2006 ontving Liza Ferschtman de Nederlandse Muziekprijs, de hoogste onderscheiding voor Nederlandse musici. In mei 2013 voerde Liza op uitnodiging van het Muziekgebouw aan ‘t IJ de complete solo werken van Bach uit, een muzikale Olympus voor elke violist. Met haar vader, cellist Dmitri Ferschtman, nam ze een cd op met duo’s van Kodály, Ravel en Schulhoff.

Maria Milstein (viool)
Maria Milstein (1985) werd geboren in Moskou in een familie van musici. Ze studeerde aan het Amsterdams Conservatorium bij Ilya Grubert en in Londen bij David Takeno, waar ze afstudeerde met de hoogste onderscheiding. Tussen 2011 en 2014 was ze Artist in Residence bij de Queen Elisabeth Music Chapel in de klas van Augustin Dumay. Maria Milstein won diverse prijzen, onder meer in Lyon met het Van Baerle Trio, en de Concertgebouw Vriendenkrans en de Kersjes Prijs. In februari werd haar een fellowship van het Borletti-Buitoni Trust toegekend. Maria Milstein treedt geregeld op met orkesten in Nederland en België, onder meer met Amsterdam Sinfonietta. Haar debuut-cd ‘Sounds of War’ met pianiste Hanna Shybayeva ontving in 2015 een Edison. Maria Milstein werkt met dirigenten als Michel Tabachnik, Jean-Jacques Kantorow, Christian Arming, Christopher Warren-Green, Alexander Rudin, Reinbert de Leeuw and Ivan Meylemans. Kamermuziek speelt ze met Elisabeth Leonskaja, Gary Hoffman, Hannes Minnaar, Philippe Graffin, Liza and Dmitri Ferschtman and Alexander Kniazev. Sinds september 2014 doceert Maria Milstein aan het Amsterdams Conservatorium.

Marc Desmons (altviool)
Altviolist Marc Desmons is een actief kamermusicus met een indrukwekkende staat van dienst in heel Euopa en de VS. Hij won onder meer een derde prijs bij het Internationaal Yuri Bashmet Concours in Moskou (1995). Momenteel is hij aanvoerder van de alten van het Orchestre Philharmonique de Radio-France en geeft hij les aan het Conservatorium van Parijs, waar hij zelf ooit afstudeerde. Zijn docenten waren Serge Collot, Jean Sulem, Jean Mouillère, Christian Ivaldi, Hatto Beyerle en Walter Levin. Marc Desmons speelde kamermuziek met Franck Braley, Jean-Guihen Queyras, Michel Poulet, Peter Wiley, Donald Wilerstein en Hilary Hahn. Daarnaast speelt hij altviool in het Quatuor Galitzine, Ensemble Metamorphosis, ZIK, en dirigeert hij het ensemble voor nieuwe muziek TM+. Eerder speelde hij in het vermaarde Ensemble Intercontemporain.

Dmitri Ferschtman (cello)
Dmitri Ferschtman studeerde vanaf 1964 aan het Conservatorium van Moskou bij Galina Kozoloepova en Natalia Gutman. Daar richtte hij (met onder meer de altist Misha Geller) het Glinka strijkkwartet op, waarin hij speelde van 1966 tot 1978 en waarmee hij honderden concerten gaf in de Sovjet-Unie en daarbuiten. Ook trad hij als solist op. Met het kwartet won hij de eerste prijs tijdens een internationaal strijkkwartetconcours in Luik, België in 1969. Van 1969 tot 1973 was Ferschtman docent kamermuziek aan het Conservatorium van Moskou. In 1978 emigreerde Ferschtman met zijn vrouw, de pianiste Mila Baslawskaja, uit de Sovjet-Unie naar Nederland, waar een jaar later hun dochter, de violiste Liza Ferschtman, geboren werd. In Nederland soleerde hij met dirigenten als Frans Brüggen, Kenneth Montgomery, Edo de Waart. Ook is hij actief in verschillende kamermuziekensembles. Hij vormt een vast duo met zijn vrouw Mila Baslawskaja, met wie hij onder andere werken van Mjaskovski, Schnittke, Sjostakovitsj, Debussy en Franck opnam. Met de pianist Ronald Brautigam nam hij werken van Prokofjev op, welke CD een 10 kreeg in het muziektijdschrift Luister. Dmitri Ferschtman is hoofdvakdocent cello aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en het Conservatorium van Amsterdam. Daarnaast is hij vaak te gast op internationale festivals en geeft hij masterclasses in Duitsland, Frankrijk en Japan.

Elisabeth Leonskaja (piano)
Elisabeth Leonskaja gaf haar eerste concerten op elfjarige leeftijd in haar geboortestad Tbilisi (Georgië) en behaalde al tijdens haar studie aan het conservatorium van Moskou prijzen bij het Enescu Concours, het Marguerite Long Concours en de Koningin Elizabeth Wedstrijd in Brussel. Bijzondere invloed onderging zij van Svjatoslav Richter. In 1978 vestigde zij zich in Wenen, waarna ze onder meer optrad bij de Salzburger Festspiele. Elisabeth Leonskaja speelde met orkesten in Europa en de VS en met dirigenten als Kurt Masur, Sir Colin Davis, Christoph Eschenbach, Christoph von Dohnányi, Kurt Sanderling, Mariss Jansons en Yuri Temirkanov. Ze gaf vele recitals tijdens festivals in Europa, en speelt kamermuziek met het Emerson Kwartet, het Borodin Kwartet en het Artemis Kwartet. Veel cd-opnamen uit haar uitgebreide discografie vielen in de prijzen. In 2006 ontving zij het Oostenrijkse Erekruis voor haar artistieke verdiensten in Oostenrijk.

Mila Baslawskaja (piano)
Mila Baslawskaja (1946) studeerde aan het Conservatorium van haar geboorteplaats Moskou. Al op jonge leeftijd gaf zij veel recitals in Rusland. Ook speelde zij samen met andere musici als Natalia Gutman, Oleg Kagan, Gidon Kremer en Joeri Basjmet. In 1978 verhuisde zij samen met haar echtgenoot, de cellist Dmitri Ferschtman en hun kinderen naar Nederland. Samen met hem trad zij op in diverse landen. Met Ferschtman nam zij ook werken van Nikolaj Mjaskovski, Alfred Schnittke, Dmitri Sjostakovitsj, Claude Debussy en César Franck op. Baslawskaja is momenteel hoofdvakdocent piano en kamermuziek aan het Rotterdams Conservatorium en het Conservatorium van Amsterdam. Mila’s dochter is de violiste Liza Ferschtman. Mila Baslawskaja is docente aan het Amsterdams Conservatorium.

Componeren in de schaduw van de oorlog
‘Deze muziek is opzettelijk onharmonisch, chaotisch en onmogelijk te onthouden. Dit is spelen met obscure zaken. Zoiets kan slecht aflopen.’ Zo heette het dreigend in een berucht artikel in de Pravda in 1934. Ook de kop sprak boekdelen: ‘Chaos in plaats van muziek’. Hij was door Stalin zelf gedicteerd. Het muziekwerk dat zijn toorn gewekt had was de opera Lady Macbeth van Mtsensk van Dmitri Sjostakovitsj die in Leningrad voor korte tijd op de planken was gebracht. De opera veroorzaakte een van de grootste schandalen uit de muziekgeschiedenis, en was 25 jaar lang verboden in de Sovjet-Unie. Het Centraal Comité van de Communistische Partij verweet Sjostakovitsj ‘ijdel modernistisch vertoon en egocentrisch zoeken naar ongepaste originaliteit.’ Zo behandelden de machthebbers dus een van Ruslands grootste muzikale zonen. Sjostakovitsj’ reactie op deze terreur was zijn ‘emigratie naar het innerlijk’. Naast openbare werken die hij schreef als een soort bewijs van goed gedrag componeerde hij zijn persoonlijke bekentenismuziek uitsluitend voor de bureaula. Het was wachten op politieke dooi, op de dood van Stalin. Jarenlang lagen prachtige werken te sluimeren in Sjostakovitsj’ lade, waaronder het Eerste vioolconcert uit 1948, geschreven als een symbool voor menselijke weerloosheid. Maar zover was het nog niet toen Sjostakovitsj tijdens de Tweede Wereldoorlog de vanavond gespeelde werken componeerde.

Tussen droefenis en dodendans
Het Tweede pianotrio in e opus 67 (1944) van Sjostakovitsj ontstond in de schaduw van de Tweede Wereldoorlog. In februari 1944 hoorde Sjostakovitsj van de dood van zijn goede vriend, de muziekhistoricus Ivan Sollertinski. De twee onderhielden een nauwe vriendschap sinds de jaren 1920. En in 1943 hadden ze nog samen de zomer doorgebracht. Na de onheilstijding schreef Sjostakovitsj als een hommage aan Sollertinski dit indringende en geconcentreerde Tweede pianotrio. Maar ook zijn afschuw van de wreedheden van de oorlog en het Sovjetregime kon hij er in kwijt, al was het maar in bedekte termen. Want achter schijnbaar uitgelaten noten kunnen bij hem ware drama’s schuilgaan. Sjostakovitsj was een meester van de verkrampte lach. Over een van zijn schijnbaar vrolijke werken merkte hij ooit op: ‘Het is alsof iemand je met een stok op de rug timmert en roept: “Jouw taak is juichen, jouw taak is juichen!” En dan sta je op, wankelend op de benen, en marcheert voort, terwijl je mompelt: “Juichen is onze taak, juichen is onze taak.”’ Het eerste deel is van een breekbare droefenis en opent met ijle fluittonen van de cello. Het scherzo is uitgelaten en van een opgewektheid die er uit gebeukt wordt. Deel drie is schrijnend en verlaten en een ontroerende samenzang van viool en cello, geschraagd door sobere piano-akkoorden. De meesterlijke finale is een angstwekkende ‘danse macabre’ vol absurdistische vrolijkheid.

Eerbetoon aan een denkende musicus
Op 2 oktober 1942 overleed in Tasjkent Leonid Nikolajev, Sjostakovitsj’ vroegere pianodocent aan het conservatorium van Leningrad. Volgens Sjostakovitsj had Nikolajev geen pianisten opgeleid maar denkende musici met een brede interesse en gevarieerd repertoire. Om hem te eren zette Sjostakovitsj zich na een pauze van negen jaar weer aan het schrijven van pianomuziek, en kwam begin 1943 de Tweede pianosonate in b opus 64 op papier. Aan het bewaarde manuscript met zijn vele doorhalingen en correcties is te zien dat het Sjostakovitsj ongewoon veel moeite kostte dit werk te schrijven. De sonate is dramatisch en virtuoos en doet wel denken aan de Oorlogssonates voor piano van Prokofjev. Het marsthema van het virtuoze en verderop lyrische eerste deel lijkt op het invasiethema uit de Zevende symfonie ‘Leningrad’ uit het begin van de oorlog. Maar er is volop cynische klanken en baldadige humor. Het hypnotische langzame tweede deel doet neo-klassiek aan en houdt het midden tussen zangerigheid en verlatenheid. Het notenbeeld lijkt soms haast stil te staan en is aan het eind zo leeg en uitgekleed dat het doet denken aan de late Sjostakovitsj. Het lyrische en contrapuntische derde deel is met zijn vijftien minuten langer dan de twee eerdere delen samen en bestaat uit een reeks variaties over een wat zoekend passacagliathema dat aan het begin wordt gepresenteerd. In de twee eerste variaties versnelt het aanvankelijk kalme tempo, en in de volgende variaties wisselen langzame en snelle tempi elkaar af. Bij de langzame episoden wordt de sfeer peinzend en hypnotisch, als een terugblik naar het voorbije tweede deel, Largo. Al met al trekt in de vijftien minuten een tentoonstelling van kleuren, diverse sferen en contrapuntische lijnen voorbij. Sjostakovitsj bracht zelf de première van zijn Tweede sonate in Moskou op 11 november 1943. In hetzelfde componistenconcert zat hij ook achter de vleugel in zijn Pianokwintet. De ontvangst van de pianosonate was lauw, alleen Maria Joedina was enthousiast, de pianiste die samen met hem gestudeerd had bij Leonid Nikolajev.

Tussen zwarte lijst en pluim
Het was al sinds de jaren 1930 dat het leven van Sjostakovitsj meanderde tussen reprimandes en bedreigingen èn complimenten en prijzen voor (tijdelijk) goed gedrag. Voor zijn Pianokwintet opus 57 kreeg hij in 1941 zelfs de Stalinprijs, nadat hij maar liefst zes jaar op de zwarte lijst had gestaan. De première twee jaar eerder in het conservatorium van Moskou, met Sjostakovitsj aan de vleugel en zijn goede vrienden van het Beethoven Kwartet, was al een ware triomf geweest. Zij verzorgden daarna nog vele uitvoeringen. Het Pianokwintet was zelfs het laatste werk dat Sjostakovitsj in het openbaar nog uitvoerde in de jaren 1960. Wonderlijk genoeg is het Pianokwintet extreem lyrisch en extreem dramatisch. De entree met een machtig piano-akkoord en een hymne-achtige melodie is monumentaal. Verderop krijgen de noten tijdelijk een lager soortelijk gewicht. Deze eerste vier minuten leiden een heerlijk lange fuga in van een klein kwartier. Die begint fluisterzacht met een volksmuziekachtig thema. De strijkers hebben het rijk voor zich alleen want de piano is lang in de wacht gezet, maar daarna werken zij zich gevijven naar een dramatische climax. Het scherzo is vol bijtende spot die Stalin moet zijn ontgaan. Net als de eerste twee delen horen ook de twee laatste bij elkaar, Intermezzo en Finale. Het Intermezzo is zwart van sfeer, met een zeer droeve en verlaten melodie boven een wandelende bas. De Finale mengt Prelude en Scherzo dooreen en brengt het stuk vol vreugde en berusting tot een eind.

Clemens Romijn

volgend concert: dinsdag 21 februari 2017
Quatuor Ébène speelt Mozart, Beethoven en Ravel