10 maart 2020: Van Baerle Trio

Kamermuziekvereeniging Rotterdam
dinsdag 10 maart 2020, 20:15 uur
voorprogramma begint om 19:30
Jurriaanse Zaal
Concertgebouw de Doelen

voorconcert om 19:30: Octet voor blazers in Es Majeur op. 103 van Ludwig van Beethoven o.l.v. Pieter Nuytten (solofagottist van het RPhO)

Van Baerle Trio
Maria Milstein (viool)
Gideon den Herder (cello)
Hannes Minnaar (piano)


Ludwig van Beethoven (1770-1827): Pianotrio nr.5 in D opus 70 nr. 1 ‘Geister’ (1808-1809)
– Allegro vivace e con brio
– Largo assai ed espressivo
– Presto

James MacMillan (1959): Fourteen Little Pictures (1997)

pauze

Camille Saint-Saëns (1835-1921): Pianotrio nr.2 in e opus 92 (1892)
– Allegro non troppo
– Allegretto
– Andante con moto
– Grazioso, poco allegro
– Allegro


Van Baerle Trio
Het Van Baerle Trio is in 2004 opgericht door pianist Hannes Minnaar, violiste Maria Milstein en cellist Gideon den Herder. De naam verwijst naar de Van Baerlestraat in Amsterdam waar de drie musici studeerden aan het Conservatorium. Na het winnen van het Vriendenkrans Concours in het Concertgebouw in 2011 is het trio veelvuldig opgetreden in deze zaal. Daar werd het trio genomineerd voor de ECHO Rising Stars 2013/14, waarop een tour volgde langs belangrijke Europese zalen in Wenen, Londen, Parijs, Barcelona en Keulen. Eerder was het Van Baerle Trio winnaar van het ARD concours in München in 2013 en het internationale kamermuziekconcours in Lyon in 2011, bij beide tevens winnaar van de publieksprijs. In Nederland ontving het trio in 2012 de Kersjesprijs. Het Van Baerle Trio werd gevormd onder de hoede van Dmitri Ferschtman en volgde daarna lessen bij onder meer Ferenc Rados en Claus-Christian Schuster. Bijzonder inspirerend was de ontmoeting met Menahem Pressler in 2008, voor wie het trio meerdere keren voorspeelde. Sinds 2014 geven de leden van het Van Baerle Trio hun ervaring door aan een volgende generatie musici op uitnodiging van het Conservatorium van Amsterdam. De debuut-cd van het Van Baerle Trio met werken van Saint-Saëns, Loevendie en Ravel werd bekroond met een Edison Klassiek 2013. Na een tweede cd met de pianotrio’s van Mendelssohn neemt het Van Baerle Trio momenteel de verzamelde pianotrio’s van Beethoven op, waarvan inmiddels de eerste cd is verschenen.


Mozart doen vergeten?
‘Zou hij in staat zijn de enorme leegte op te vullen na de dood van Mozart vorig jaar?’ Zo moeten veel Weense muziekliefhebbers gedacht hebben in het historische jaar 1792. Want vanuit Bonn was toen net een jong talent van nog maar tweeëntwintig jaar gearriveerd: Ludwig van Beethoven. Maar uit getuigenverslagen van Beethovens vroege Weense optredens weten we dat hij bij het publiek gemengde gevoelens opriep. Bewondering voor het nieuwe geluid en de fabuleuze improvisaties aan de piano, maar verbazing om het onbeteugelde en zelfs drammerige karakter van zijn eigen werken. Behalve als pianovirtuoos maakte Beethoven naam als componist, onder meer van pianotrio’s.

Geesten in een pianotrio
Zo woonde Beethoven in 1808 korte tijd in bij een adellijke familie, graaf en gravin Peter en Anna Marie Erdödy. De gravin was een voortreffelijk pianiste en een groot bewonderaarster van Beethovens muziek. Ook na hun vertrek uit Wenen in 1815 bleven de gravin en Beethoven met elkaar corresponderen. Met Kerstmis 1808 speelde Beethoven zijn twee net voltooide Pianotrio’s opus 70 voor aan gravin Erdödy. De componist Johann Friedrich Reichardt was erbij en was verrukt van de stukken. ‘Daarin kwam een zo hemels en zangerig deel voor, zoals ik nog nooit gehoord had; iedere keer als ik er weer aan denk smelt ik opnieuw. De lieve zieke gravin, zo ontroerend opgewekt, en een van haar vriendinnen, ook een Hongaarse dame, genoten met zo’n enorm enthousiasme van elk fraai detail en iedere geslaagde wending, dat die aanblik mij net zo goed deed als Beethovens meesterlijke werk en uitvoering. Gelukkig de kunstenaar die kan rekenen op zulke luisteraars.’ Het Pianotrio in D opus 70 nr.1, waarover Reichardt hier rept, kreeg vanwege haar geheimzinnige onderhuidse spanning (vooral in het tweede deel, Largo) onmiddellijk de bijnaam ‘Geistertrio’. De schrijver E. Th. A. Hoffmann schreef in 1813 over dit stuk: ‘Dit trio bewijst opnieuw hoezeer Beethoven de romantische geest der muziek in zijn hart draagt en hoe geniaal hij die romantische geest in zijn werken weet te blazen. Het tweede deel (Largo) is van een weemoedigheid die weldadig is.’

Afzonderlijk en toch vereend
Naar de Fourteen little Pictures van de Schot James MacMillan is het een sprong in de tijd van een kleine twee eeuwen, naar 1997. James MacMillan is een van de meest gevierde componisten uit Groot-Brittannië van dit moment. In zijn Fourteen little Pictures heeft hij veertien miniaturen samengebracht tot een doorlopend geheel van ongeveer twintig minuten. Rode draden en terugkerende elementen verbinden de stukken met elkaar. En MacMillan speelt met de traditionele rolverdeling. Zo zijn de drie spelers ongeveer gelijk in de delen 1 en 5. In andere delen is de hoofdrol verlegd naar de cello (deel 3), de piano (deel 4) en de viool (deel 7). In deel 8 is een duo aan het woord, en in deel 9 alleen de piano. De muziek kent grote contrasten qua stemming en dynamiek, van woest en luidruchtig ‘gehamerd’ tot delicaat, breekbaar en desolaat. Het elfde ‘beeld’ vormt de climax waarin de drie musici allen ffff spelen, zo luid mogelijk. Deel 14 maakt de cirkel rond, met een echo uit het eerste deel en tedere afloop van deze boeiende klankexcursie.

Een roepende in de woestijn
De Franse componist Camille Saint-Saëns koesterde een grote belangstelling voor het muzikale verleden. In het operaminnende Frankrijk was hij een roepende in de woestijn met zijn kamermuziek en pianoconcerten. Dat waren de genres van de Weense klassieken die beter aansloegen bij de oosterburen. Dat ervoeren ook César Franck en Gabriel Fauré.
Het was tijdens een vakantie in Algerije dat Saint-Saëns in 1892 zijn Tweede pianotrio op papier zette. Het is een ruim opgezet werk in vijf delen en met een speelduur van zo’n 35 minuten. Opvallend in de stijl is het ontbreken van de overdadige chromatiek zoals zijn collega’s Franck en Chausson die destijds bezigden in navolging van Liszt en vooral Wagner. Saint-Saëns zag dat als een uitwas waartegen hij hier duidelijk stelling nam: terug naar de klassieke waarden van Mozart, Beethoven, Schumann en Tsjaikovski. Bijzonder fraai is de opening van het eerste deel, met golvende herhaalde akkoorden in de piano, waarover viool en cello hun melancholieke lijnen trekken. Het tweede deel lijkt een soort menuet in onregelmatige 5/4-maat dat aan het eind de allure van een habanera krijgt. Deel drie is een heerlijke hommage aan Schumann voor wie Saint-Saëns pleidooien hield in Parijs toen maar weinigen er oren naar hadden. Na de snelle wals van deel vier is er de doorwrochte finale. De entree met haar octaven in alle drie instrumenten doet aan als een fugathema zonder dat er meteen een echte fuga volgt, want dat gebeurt pas halverwege het deel. Maar het hechte contrapuntische weefsel wordt geregeld doorbroken met virtuoos passagewerk in de pianopartij. Hier worden klassieke waarden verdedigd, zonder academisme maar met vuur en passie zoals het slot laat horen.

Clemens Romijn


voorconcert om 19:30
Octet voor blazers in Es Majeur op. 103 van Ludwig van Beethoven
o.l.v. Pieter Nuytten, solofagottist van het RPhO

Pedro Jiménez (hobo)
Ella Botter (hobo)
Bernat Sanjuan (klarinet)
Norma Rousseau (klarinet)
Pieter Nuytten (fagot)
Joao Lopez (fagot)
Daniels Sabanskis (Hoorn)
Sophie Caelers (Hoorn)

Ludwig van Beethoven (1770-1827): Octet voor blazers in Es Majeur op. 103 (1792)
– Allegro
– Andante
– Menuetto
– Presto


Volgend concert op dinsdag 14 april 2020:
Cello Octet Amsterdam
van Glass tot Goebaidoelina