Kamermuziekvereeniging Rotterdam
dinsdag 15 februari 2022, 20.15 uur
Jurriaanse Zaal
Concertgebouw de Doelen
dit programma heeft geen pauze
Doric String Quartet
Alex Redington (viool)
Ying Xue (viool)
Hélène Clément (altviool)
John Myerscough (cello)
Franz Schubert (1797-1828): Quartettsatz in c opus posthuum D703 (1820)
Béla Bartók (1881-1945): Strijkkwartet nr. 4 (1928)
Allegro
Prestissimo, con sordino
Non troppo lento
Allegretto pizzicato
Allegro molto
Ludwig van Beethoven (1770-1827): Strijkkwartet in Es opus 127 (1822)
Maestoso-Allegro
Adagio ma non troppo e molto cantabile
Scherzando vivace
Finale
Doric String Quartet
Het Doric String Quartet geldt als een van de toonaangevende Britse strijkkwartetten van de nieuwe generatie. Het kreeg warme reacties van publiek en critici over de hele wereld en ontving internationale prijzen in Japan, Italië en Duitsland. Sinds de oprichting in 1998 heeft het kwartet wereldwijd opgetreden en samengewerkt met onder meer Ian Bostridge, Philip Langridge, Mark Padmore, Alexander Melnikov, Daniel Müller-Schott, Chen Halevi en het Florestan Trio. Na het veelgeprezen Amerikaanse debuut in New York en Washington in 2010 keert het jaarlijks terug naar de VS. Verder ondernam het Doric String Quartet concertreizen naar Japan, Israël, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. Opgericht in 1998 studeerde het Doric String Quartet vanaf 2002 in Parijs, waar ze werden begeleid door leden van het Alban Berg, het Artemis, Hagen en LaSalle Kwartet en door de Hongaarse componist György Kurtág. Verder studeerde het viertal aan de Musikakademie in Bazel, waar ze werkten met Rainer Schmidt van het Hagen Kwartet.
Tot de enthousiast ontvangen cd-opnamen behoren die met werk van Haydn, de complete strijkkwartetten van Korngold, Walton en Schumann, Schuberts kwartetten ‘Rosamunde’ en ‘Der Tod und das Mädchen’, de strijkkwartetten van Britten, Mendelssohn, Grieg en Sibelius. In 2019 verzorgde het Doric String Quartet de première van Brett Deans Strijkkwartet nr. 3 ‘Hidden Agendas’ onder meer in Amsterdam. En ook hield het John Adams’ ‘Absolute Jest’ voor strijkkwartet en orkest ten doop in het Weense Konzerthaus met John Adams als dirigent, gevolgd door de Nederlandse première met het Radio Filharmonisch Orkest in het Concertgebouw onder leiding van Markus Stenz.
Afgekeurd en toch wereldberoemd
Dit concert opent met een van de meest gespeelde toegiften uit het strijkkwartetrepertoire, de Quartettsatz in c van Franz Schubert. Het vormt een soort toegift vooraf. Het stuk is vaak vergeleken met dat andere bekende en geweldige werk van Schubert dat hij niet afmaakte, niemand weet echt waarom, die symfonie met de bijnaam ‘Unvollendete’.
De drie nu bekendste kwartetten (waaronder ‘Der Tod und das Mädchen’) stammen uit 1824-1826, Schuberts laatste creatieve periode. Daartussenin liggen de jaren van crisis, waarin Schubert experimenteerde, probeerde nieuwe wegen in te slaan en zich te meten met die verpletterende tegenstander in zijn stad, Ludwig van Beethoven. In die tijd schreef Schubert geniale bladzijden, maar keurde hij veel af.
Ook de Quartettsatz in c-klein heeft hij als een mislukking beschouwd. Met zijn enorme tempo van componeren heeft hij, na het experiment met een eerste deel, het kwartet de rug toegekeerd. Onbegrijpelijk. Was hij nog niet in staat drie delen van hetzelfde hoge niveau toe te voegen? We moeten het doen met een torso, een on-af beeldhouwwerk. Gelukkig wordt de eerste helft herhaald. Dan hebben we toch nog iets meer. Iets meer van wat lijkt op een vrije fantasie voor vier strijkers. Twee keer dat onheilspellende nevelige begin horen. Dat godzijdank aan het eind nog eens terugkomt. Het lijkt als de eerste rook vóór een vulkaanuitbarsting. En die uitbarsting komt, maar wordt weer bezworen door een ontroerende, lyrische Schubert-melodie waar zo een tekst van Goethe op zou kunnen passen. Tussen deze twee tegenpolen beweegt zich het vervolg van het stuk: enorm oplaaiende dynamiek, sterke contrasten, hevige emoties en hun troost, dramatische gebaren, harde hoekigheid die weer vrouwelijk en rond wordt. Eigenlijk wil dit strijkkwartet een symfonie zijn.
Een mijlsteen van Bartók
De zes strijkkwartetten van Béla Bartók zijn ware mijlstenen in het repertoire voor strijkkwartet, vergelijkbaar met die van Haydn, Mozart en Beethoven. Ze nemen een centrale plek in in de muziek van de twintigste eeuw, en dat terwijl Bartók eigenlijk van huis uit pianist was en niet zoals Franz Schubert ervaring had met kwartetspelen. Bartóks strijkkwartetten bieden doorkijkjes op de verschillende fases in zijn carrière als componist, want hij verwaarloosde het genre nooit, met uitzondering van zijn laatste jaren in Amerika, hoewel hij ook daar schetste aan een nooit voltooid zevende strijkkwartet.
Een jaar na het ontoegankelijke en doorwrochte Derde strijkkwartet (1927) schreef Bartók zijn Vierde strijkkwartet, een werk met een helderheid qua vorm die destijds nieuw was in zijn oeuvre. Misschien volgde hij het voorbeeld van het Klarinetkwintet van Paul Hindemith, dat ook vijf delen heeft. Bartók beperkt zich tot het gebruik van dezelfde thema’s in deel 1 en 5. Ook deel 2 en 4 zijn thematisch met elkaar verwant. De zo ontstane boogvorm (cyclische vorm) wordt nog eens extra onderstreept door het gebruik van de toonsoorten. Het eerste en laatste deel staan in C, deel 2 en 4 respectievelijk in E en As, beide een grote terts verwijderd van C. Het middendeel is twijfelachtig, hoewel het veel doet denken aan C. Qua stijl is dit kwartet een voortzetting van het Derde strijkkwartet. Het kent dezelfde wrange dissonanten, door het gebruik van kleine intervallen, en dezelfde heftige emotionele spanning, met als resultaat een vergelijkbare genadeloos zwarte atmosfeer.
Kwartet van een dove componist
In zijn zestien strijkkwartetten, waarvan de eerste verschenen waren in 1801 en de laatste op papier zouden komen in zijn sterfjaar 1827, was Ludwig van Beethoven steeds innovatief geweest. Hij had de grenzen verlegd en conventies doorbroken. En dat bij een genre dat zijn hoogtepunt en perfectie allang bereikt leek te hebben in de werken van Haydn en Mozart. Na dertien kwartetloze jaren ontving Beethoven in 1823 een verzoek om nieuwe kwartetten van een verre bewonderaar. Het was prins Nikolaus Galitzin (1794-1866), een fanatieke muziekliefhebber uit St. Petersburg en een begaafd cellist. Galitzin had van 1802 tot 1806 in Wenen gewoond en kende daardoor de muziek van Haydn, Mozart en Beethoven van dichtbij.
Beethoven ging op dit voorstel in en schiep zodoende de hoogste en laatste top van zijn kwartetkunst. Het eerste Strijkkwartet opus 127 liet tot februari 1825 op zich wachten. Het werken daaraan lag maandenlang stil omdat Beethoven in beslag werd genomen door zijn monumentale Negende symfonie. De eerste uitvoering van het kwartet onder leiding van de violist Ignaz Schuppanzigh in Wenen werd een compleet fiasco. Een tweede poging twee weken later, op 23 maart, door hetzelfde kwartet maar nu onder leiding van de tweede violist Joseph Böhm, Beethovens ‘wakkere fiedelaar’, slaagde beter. Beethoven zelf was bij de uitvoering niet aanwezig, hij was inmiddels volledig doof, maar wachtte in een naburige Weense kroeg op het nieuws.
Clemens Romijn
volgend concert: dinsdag 8 maart 2022
Severin von Eckardstein (piano), Alexander Sitkovetsky & Franziska Hölscher (viool), Isabelle van Keulen (altviool) en Quirine Viersen (cello) spelen pianokwintetten van Elgar en Tanejev