19-3-2019: Quatuor Ébène

Kamermuziekvereeniging Rotterdam
20:15 – Jurriaanse Zaal – Concertgebouw de Doelen
19:30 – voorprogramma:  … strijkwartet

Quatuor Ébène
Pierre Colombet (viool)
Gabriel Le Magadure (viool)
Marie Chilemme (altviool)
Raphaël Merlin (cello)


Ludwig van Beethoven (1770-1827): Strijkkwartet in F opus 18 nr.1 (1799)
Allegro con brio
Adagio affettuoso ed appassionato
Scherzo: Allegro molto
Allegro

Johannes Brahms (1833-1897): Strijkkwartet in c opus 51 nr.1 (1865-1873)
Allegro
Romanze: Poco Adagio
Allegretto molto moderato e comodo. Un poco più animato
Allegro

pauze

Ludwig van Beethoven: Strijkkwartet in F opus 59 nr.1 ‘Razoemovski’ (1806)
Allegro
Allegretto vivace e sempre scherzando
Adagio molto e mesto
Thème russe: Allegro


Quatuor Ébène

Het Quatuor Ébène ontstond binnen de muren van het conservatorium van Boulogne-Billancourt in Frankrijk en ontleent zijn naam aan het ebbenhout waarvan de toets van viool, altviool en cello zijn gemaakt. Na studies met het Quatuor Ysaÿe in Parijs en met Gábor Takács, Eberhard Feltz en György Kurtág behaalde het kwartet een overwinning bij het ARD Musikwettbewerb in München in 2004. Het Quatuor Ébène onderscheidt zich door zijn open houding en veelzijdigheid en beheerst een repertoire dat zich uitstrekt van klassieke kwartetten tot eigentijdse muziek en jazz. Het kwartet was een van de prijswinnaars van de Borletti-Buitoni Trust in 2007 en kreeg tussen 2007 en 2017 steun van de BBT. De discografie van het Quatuor Ébène bevat live-opnamen met werken van Haydn en een cd met de eerste drie kwartetten van Bartók. Een cd met de kwartetten van Debussy, Fauré en Ravel werd bekroond met onder meer een Choc du monde de la musique. Verder verscheen een cd-album ‘Fictions’ met crossover en jazzarrangementen, dat meteen de Echo Preis won. In 2013 bracht het kwartet een veelgeprezen cd Felix en Fanny met werken van broer en zus Mendelssohn, die een BBC Music Magazine Award ontving. En in 2014 verscheen een tweede crossover cd, Brazil, in samenwerking met Stacey Kent. In de zomer van 2015 werd het Quatuor Ébène uitgeroepen tot Prijswinnaar in Residence bij het festival in Mecklenburg-Vorpommern. Regelmatig geeft het kwartet meesterklassen aan het Conservatorium van Parijs en aan de Colburn School in Los Angeles. Dit jaar kreeg het Quatuor Ébène de Frankfurter Musikpreis, met name voor het aantrekken van jong publiek naar de concertzalen. Vanavond is het kwartet te horen met zijn nieuwe altvioliste: Marie Chilemme.


Een begeerd genre voor fijnproevers

Wanneer een muziekliefhebber de afgelopen tweehonderdvijftig jaar een concertzaal bezocht of een theater wist hij wat hij verwachten kon. Een of meer symfonieën, een soloconcert, een paar sonates, liederen, een avondvullende opera of een oratorium. Daarvoor moest hij tweeënhalve eeuw geleden wel de goede papieren hebben en de juiste maatschappelijke positie. Want de meeste uitvoeringen waren niet toegankelijk voor de gewone burger. De premières speelden zich af in adellijke paleizen waar het fijn genieten was in kleine kring. Zo was het ook met het fijnproeversgenre van het strijkkwartet. Toch klonk die muziek ook uit de ramen van ‘gewone’ huizen in de straten van Wenen, Salzburg, Praag, Boedapest, Londen en Amsterdam. Want de bladmuziek van strijkkwartetten van componisten als Haydn, Mozart en Beethoven werd gretig aangeschaft en vormde ook voor componisten en uitgevers een aangenaam verdienmodel.

Een van de componisten die eerst furore maakte in adellijke paleizen in Wenen in de jaren 1790 was Ludwig van Beethoven. Hij improviseerde aan de vleugel bij kunstvrienden thuis, zoals prins Franz Lobkowitz, prins Karl Lichnowski en graaf André Razoemovski. Zonder deze mecenassen zou veel van de nu bekende klassieke muziek niet zijn geschreven. Zo ook niet het eerste en laatste werk van dit programma. Franz Lobkowitz was van Boheemse adel en twee jaar jonger dan Beethoven. Hij was zelf muzikaal en ondersteunde kunstenaars, schrijvers en componisten financieel. Hij gaf compositieopdrachten aan Haydn (Strijkkwartetten opus 77, nota bene tegelijk met Beethovens opus 18!) en liet muziek van Beethoven bij openbare concerten uitvoeren. De opbrengsten vloeiden dan naar de componist. Op zijn landgoederen maar ook in zijn paleis in Wenen had hij een eigen orkest, waarin hij zelf geregeld meespeelde op viool of cello. De bevriende gravin Lulu Thürheim, schoonzus van prins Razoemovski beschreef Lobkowitz zo: ‘de prins was zo goedhartig en vriendelijk als een kind en de allerdwaaste muziekfanaat. Hij speelde muziek van zonsondergang tot het ochtendgloren en gaf een fortuin uit aan musici. Ontelbare muzikanten kwamen in zijn huis bijeen, en alle trakteerde hij rijkelijk.’ Aan het eind van zijn leven raakte prins Lobkowitz in de problemen doordat hij iets te royaal met geld had gestrooid.

Het Strijkkwartet in F opus 18 nr.1 opent met een opgewonden eerste deel vol dramatische momenten. In het langzame tweede deel meende Beethovens goede vriend violist Karl Amenda het afscheid van twee geliefden te horen. Scherzo en Trio vormen een scherp contrast met de ingehouden en tragische schoonheid van dit Adagio. Het lijkt alsof Beethoven alle energie heeft opgepot om pas in de Finale de remmen los te laten voor zijn temperament, virtuositeit en geestigheid.

Gered uit de vlammen

Johannes Brahms wachtte tot zijn veertigste met het publiceren van zijn eerste strijkkwartetten. Daarvóór had hij al zo’n twintig experimenten in de kachel gegooid. Toch redde Brahms het genre en vulde het met romantische adem: dat zijn de twee Strijkkwartetten opus 51 (1873). De eerste schetsen kwamen al acht jaar eerder op papier, bij Brahms niet ongebruikelijk. Met zijn duistere toonsoort c-klein, maar ook qua omvang, vorm en idioom sluit het Strijkkwartet opus 51 nr 1 nauw aan bij de Razoemovski-kwartetten van Beethoven, die Brahms uitgebreid onder de loep nam. In het openingsdeel (Allegro) is dat goed te horen in vele zinswendingen die bijna citaten lijken. Maar liefst drie thema’s heeft Brahms in dit deel in sonatevorm met elkaar verstrengeld. Het expressieve Poco Adagio is getiteld: Romanze. De rijk geharmoniseerde hymne-achtige melodie doet opnieuw aan Beethoven denken, maar nu eerder aan zijn late kwartetten. Toch verraden het gebruik van dissonanten en de modulaties echt de hand van ‘Brahms’. Op de derde plaats niet het gebruikelijke Scherzo, maar  een nogal pathetisch deel, met als knipoog wat frivole pizzicati (getokkelde tonen) die het delicate Trio-middenluik inleiden. Met de gepassioneerde Finale met zijn markante septiemsprongen keert de sfeer van het eerste deel weer terug.

Autobiografie in tonen

De drie Strijkkwartetten opus 59 ontstonden op verzoek van de Russische ambassadeur in Wenen, graaf André Razoemovski (1752-1836), die bij Beethoven enkele stukken met Russische thema’s had besteld. Ook andere werken droeg Beethoven aan deze trouwe geldschieter op, zoals de Vijfde en Zesde symfonie. Maar aan de geldelijke steun kwam een eind toen een groot deel van de bezittingen van de graaf in vlammen opging in december 1814. De Strijkkwartetten opus 59 worden wel eens beschouwd als een soort autobiografie van Beethoven, als de weerklank van zijn bitterheid en nederlagen. Zo zou er knagende twijfel en wanhoop in doorklinken die Beethoven beving na de ontdekking van zijn doofheid. Niet opgeloste akkoorden, plotseling inzettende en onaangekondigde thema’s. En dat alles alsof de componist zich aan zijn omgeving onttrekt en over de hoofden van de luisteraars heen speelt, zoals een anekdote bevestigt. Toen de violist Ignaz Schuppanzigh zich bij Beethoven beklaagde over de vele moeilijkheden in de eerste vioolpartij, zei Beethoven ongezouten: ‘Dacht u, dat ik aan uw ellendige snaren heb gedacht toen de geest tot mij sprak?’

Clemens Romijn


volgend concert: 9 april 2019
Pavel Haas Kwartet speelt Dvořák en Tsjaikovski