9-4-2019: Pavel Haas Kwartet

Kamermuziekvereeniging Rotterdam
20:15 – Jurriaanse Zaal – Concertgebouw de Doelen
19:30 – voorprogramma: Desiderio Trio


Pavel Haas Quartet
Pavel Haas Quartet Photo: Marco Borggreve

Pavel Haas Kwartet
Veronika Jarůšková (viool)
Marek Zwiebel (viool)
Jiří Kabát (altviool)
Peter Jarůšek (cello)


Antonín Dvořák (1841-1904): Strijkkwartet nr.14 in As opus 105 (1895)
Adagio ma non troppo-Allegro appassionato
Molto vivace
Lento e molto cantabile
Allegro non tanto

pauze

Pjotr Iljitsj Tsjaikovski (1840-1893): Strijkkwartet nr.3 in es opus 30 (1876)
Andante sostenuto – Allegro moderato
Allegretto vivo e scherzando
Andante funebre e doloroso, ma con moto
Finale: Allegro non troppo e risoluto


Pavel Haas Kwartet

Na het winnen van de Paolo Borciani wedstrijd in Italië in 2005 gaf het in 2002 opgerichte Pavel Haas Kwartet wereldwijd concerten, met lof van critici en publiek. In 2007 selecteerde de Philharmonie van Keulen het Pavel Haas Kwartet voor de ECHO Rising Stars reeks, wat resulteerde in een wereldwijde tournee. Het kwartet werd geselecteerd voor het BBC New Generation Artists scheme 2007-2009. Het kwartet heeft Praag als thuisbasis en noemde zich naar de Tsjechische componist Pavel Haas (1899-1944) die in 1941 in Theresienstadt gevangen werd gehouden en drie jaar later in Auschwitz overleed. Het Pavel Haas Kwartet studeerde onder meer bij Quartetto Italiano, Quatuor Mosaïques en de Borodin- en Amadeus Kwartetten. Ze werkten intensief samen met Milan Škampa (Smetana Kwartet) in Praag en Walter Levin (LaSalle Kwartet) in Basel. Inmiddels deed het kwartet de Carnegie Hall in New York aan, het Edinburgh Festival, de Mariinsky Concertzaal in St. Petersburg en het Louvre in Parijs. Inmiddels concerteert het kwartet wereldwijd en ondernam het tournees naar de VS en Australië. Het lopende seizoen vermeldt onder meer drie concerten in het Rudolfinum in Praag als artist-in-residence van de Kamermuziek Vereniging van de Tsjechische Filharmonie. Verder optredens in Edinburgh, Londen, Parijs, Brussel, München, Florence, Essen, Oslo, de VS en Canada.

Een Bohemer terug uit de VS

De muziek van Antonín Dvořák wortelt diep in de volksmuziek van zijn vaderland Bohemen. Natuurlijk volgde Dvořák aanvankelijk het idealistische voorbeeld van zijn vriend en mentor Smetana, die streefde naar een Boheems nationalistische muziek. Maar bij Dvořák, de vereerde professor compositie uit Praag, ging het nationalistische ideaal soms klemmen. Het benauwde hem enkel geassocieerd te worden met Slavische Dansen, Slavische Rapsodieën en opera’s over vaak grollige Tsjechische plattelandsgeschiedenissen. De muzikale ambassadeur van Bohemen wilde liever gelden als Europees componist. Vanuit dat streven leverde hij enkele enigszins on-Tsjechische werken af, zoals de Zevende en de Achtste symfonie. Johannes Brahms, Dvořáks goede vriend en stimulator, was vol lof over beide werken, maar wist hem toch het West-Europese avontuur uit het hoofd te praten. De gevolgen van deze verzoening zijn te beluisteren in het zwierige Dumky Trio, de betoverende opera ‘Rusalka’, het Celloconcert in b en de Symfonie nr.9 in e ‘Uit de Nieuwe Wereld’. Deze laatste twee werken componeerde Dvořák tussen 1892 en 1895, toen hij directeur was van het National Conservatory of Music in New York. Ondanks hun zeer Boheems karakter worden ze samen met het Strijkkwartet opus 96 Dvořáks ‘Amerikaanse’ werken genoemd.

En wie kent niet Dvořáks befaamde ‘Amerikaanse’ twaalfde Strijkkwartet opus 96? Het stuk is zo geslaagd en aansprekend dat het een schaduw werpt over de dertien andere strijkkwartetten van de Boheemse romanticus. Dvořák schreef het werk in 1893 in New York. Omstreeks dezelfde tijd legde hij daar ook de kiemen van zijn Strijkkwartetten nrs 13 en 14. Tot de voltooiing kwam hij echter pas na zijn definitieve terugkeer naar Bohemen in 1895, waar hij opnieuw de post van compositiedocent aan het Praags Conservatorium bekleedde. Het jaar daarna verschenen deze twee kwartetten, zijn laatste, in druk. Dvořák begon aan zijn Strijkkwartet in As opus 105 maar onderbrak het werk ergens aan het begin van het eerste deel. Hij pakte de draad pas weer op na voltooiing van het kwartet opus 106, waardoor zijn opus 105 zijn laatste kwartet werd, ook al begon hij er eerder aan. Bij beluistering is duidelijk hoorbaar: Dvořák was weer thuis. Dat is te horen aan de bijna euforische stemming van het kwartet, die klinkt als ‘terug in Bohemen!’ Afgezien van de sombere enigszins richtingloze openingsmaten, is de sfeer ontspannen en de klank Slavisch. In een brief schreef de componist: ‘ik werk zo gemakkelijk en het lukt me zo goed, dat ik het niet beter verlangen kan.’ Dit was de laatste kamermuziek die Dvořák nog zou schrijven, de laatste negen jaar van zijn leven vloeiden enkel nog orkestmuziek en opera uit zijn pen.

Aan het eerste deel is te horen hoe vol ideeën Dvořáks geest was. De twijfel en onzekerheid die de cello aanvankelijk uitzingt maakt gaandeweg plaats voor de sprankelende en vrolijke viool. En ‘appassionato’ is heel toepasselijk, want in dit rijke deel zijn allerlei excursies naar dramatische gebieden, die je in een deel van een minuut of tien niet zou verwachten. Het Scherzo heeft het verende ritme van de Boheemse furiant, maar is in het trio een en al zangerigheid. Groot contrast ook in het langzame deel, dat de indruk wekt van een eenvoudig lied, maar in het middendeel vol is van chromatiek. Het kwartet sluit af met een opgewekt polka-achtig ritme, vrolijk, vrij en los. Sommigen hoorden in Dvořáks noten ‘teveel dromerigheid’, maar van de vaak venijnige Weense criticus Eduard Hanslick kreeg hij juist alle lof. Die sprak van ‘zuiver meesterschap’ en stelde Dvořák op één lijn met Beethoven en Brahms.

Droefenis met hartenklop

Het bescheiden kamermuziek-oeuvre van Tsjaikovski telt drie strijkkwartetten, waarschijnlijk een soort proeftuinen voor de componist vooraleer hij zich waagde aan grotere orkestwerken. Zijn weinig gespeelde eerste kwartet uit 1871 geldt volgens sommigen als zijn meest perfecte kamermuziekstuk. Het staat bol van het Russische volksliedgoed, van eigenzinnige maatsoorten en ritmes, en kreeg extra bekendheid doordat Tsjaikovski het tweede deel bewerkte voor strijkorkest. Sterker nog qua uitdrukkingskracht en virtuositeit is het Tweede strijkkwartet in F van drie jaar later. Het Derde strijkkwartet in de verafgelegen toonsoort es-klein is een duister en droef werk, geschreven naar aanleiding van het overlijden van bevriende violist Ferdinand Laub in 1876. Dat verklaart de requiem-achtige stemming van het werk, het zwevend tastende begin vol chromatiek en het rusteloze Allegro dat daarop aansluit. Het aansluitende scherzo doet de droefenis tijdelijk vergeten. Het emotionele zwaartepunt vormt het langzame deel, een heftige doodsklacht, sterk gespeeld maar met dempers! Bij de terugkerende melodie schreef Tsjaikovski in de partituur als speelaanwijzingen ‘piangendo’ (wenend) en ‘con dolore’ (met smart). Tegen het eind lijkt de hartenklop langzaam tot stilstand te komen en stokt de muziek. De optimistisch ogende Finale lijkt vergetelheid te zoeken in aardse en optimistische tonen, in jachtige achtervolgingen en uitbundige volumes.

Clemens Romijn


voorprogramma om 19:30: Desiderio Trio

Federico Altare (fluit)
Maria Polo García (cello)
Ruben Plazier (piano)

Felix Mendelssohn (1809-1847): Pianotrio no 2  in c mineur op 66
(door Mendelssohn zelf bewerkt voor fluit, cello en piano)
I. Allegro energico e con fuoco
II. Andante espressivo
III. Scherzo. Molto Allegro quasi Presto
IV. Finale. Allegro appassionato

Het Desiderio Trio is een jong en veelbelovend ensemble dat in september 2017 gevormd werd tijdens het kamermuziekprogramma van Codarts, Hogeschool voor de Kunsten Rotterdam.
De musici delen een passie om repertoire uit te voeren dat niet altijd bekend is maar meer dan de moeite van het luisteren waard. Vandaar hun naam: Desiderio Trio.
‘Desiderio’ verwijst ook naar de beroemde priester, schrijver en filosoof Desiderius Erasmus, geboren in Rotterdam, de stad waar het trio samenkwam en nog steeds samenwerkt.
Bijgestaan door docenten als Eva Stegeman, Stéphane de May, Bart van de Roer en Nancy Braithwaite heeft het trio in korte tijd een grote ontwikkeling doorgemaakt.
Het nam deel aan verschillende kamermuziekprojecten, onder andere in samenwerking met de musici van het Storioni Trio, het speelde concerten in de Jurriaanse Zaal van De Doelen en in het Muziekgebouw Eindhoven. In de ‘Grote Kamermuziek Prijs 2018’ bereikte het trio de finale. Hun ‘YoungStars’ concert tijdens de eerste editie van ChambeR 2018’ (kamermuziekfestival van het Rotterdams Philharmonisch Orkest), op de 31e verdieping van gebouw ‘De Rotterdam’ was zowel letterlijk als figuurlijk een hoogtepunt.
Het concert vanavond voor u en het lunchconcert morgenmiddag in de kleine zaal van het Concertgebouw worden hopelijk hun volgende hoogtepunten!


volgend concert dinsdag 7 mei 2019
Cuarteto Quiroga speelt Haydn, Bartók, Arriaga en Ginastera