Kamermuziekvereeniging Rotterdam
De Doelen, Jurriaanse Zaal
donderdag 11 december 2025, 20.15 uur
voorprogramma (19:30): Aijna Quintet met het klarinetkwintet van Mozart
Barbican Quartet
Amarins Wierdsma, viool
Kate Maloney, viool
Christoph Slenczka, altviool
Yoanna Prodanova, cello
Joseph Haydn (1732-1809): Strijkkwartet in f opus 20 nr. 5 (1772)
Allegro moderato
Menuet
Adagio
Fuga a due soggetti: Allegro
Karol Szymanowski (1882-1937): Strijkkwartet nr. 2 opus 56 (1927)
Moderato dolce e tranquillo
Vivace scherzando
Lento
pauze
Rebecca Clarke (1886-1979): Poem for string quartet: Adagio (1926)
Maurice Ravel (1875-1937): Strijkkwartet in F (1903)
Allegro moderato -Très doux
Assez vif -Très rythmé
Très lent
Vif et agité
Het Barbican Quartet
Het Barbican Quartet is vernoemd naar het Barbican Center in Londen, waar het kwartet in 2015 zijn eerste concert gaf. Drie van de musici ontmoetten elkaar tijdens hun studie aan de Guildhall School of Music and Drama. Het kwartet ontving de eerste prijs op het Joseph Joachim Internationale Kamermuziekconcours in 2019 en die van het St Martin in the Fields Kamermuziekconcours in 2018. Ze maakten hun debuut in Wigmore Hall in 2017 dankzij de Maisie Lewis Award en ontvingen in 2018 de Albert and Eugenie Frost Prize van de Royal Philharmonic Society. Eerder dit jaar trad een nieuwe tweede violiste tot het kwartet toe, Kate Maloney. Aanwinsten van dit seizoen zijn: derde prijs op de Bordeaux International String Quartet Competition, eerste prijs op het 71ste ARD Strijkkwartet Concours, speciale prijs voor de beste uitvoering van de verplichte compositie van Dobrinka Tabakova, bijzondere prijs van Genuin Classics CD, de GEWA Prijs en de Henle Urtext Prijs.
Dit seizoen gaat het Barbican Quartet zijn debuut-cd opnemen en op tournee langs Duitsland, Frankrijk, Nederland, Zwitserland, Italië, Canada en de Verenigde Staten.
Het Barbican Quartet is het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds zeer erkentelijk voor het uitlenen van de Guadagnini viool waar Amarins op speelt, de Canimex Group in Canada voor de Gagliano cello van Yonna en de Vincenzo Panormo viool van Kate.
Haydn en de Zonnekwartetten
Vijfentwintig jaar na de dood van Johann Sebastian Bach had Joseph Haydn de gewichtige stijl van de Barok achter zich gelaten en was hij de beroemdste componist van Europa geworden. Vanuit zijn isolement in Eisenstadt en het sprookjesachtige paleis Esterháza nabij het Neusiedlermeer leverde hij de muziekuitgevers van Europa een groeiende stroom hoogst originele muziek. Zijn strijkkwartetten en symfonieën klonken uit de ramen van Wenen, Parijs, Berlijn, Londen en Amsterdam. Zo ook zijn Strijkkwartetten opus 20, die muziekuitgever Burchard Hummel in Amsterdam in 1779 uitgaf met op het titelblad de afbeelding van een zon, en die sindsdien ‘Sonnenquartette’ worden genoemd.
Vergeleken met eerdere kwartetten is de omvang toegenomen en zijn de contrasten tussen de delen groter. Bovendien staan twee van de kwartetten in mineur, en dát voor stukken die nog ‘divertimento’ heten! F-klein is een zeldzame toonsoort voor een klassiek strijkkwartet, Haydns Strijkkwartet opus 20 nr. 5 is dan ook melancholiek van toon. In deel 1 ontspint zich een fugatisch spel van thema en contrapunt en worden de melodische lijnen veelvuldig omspeeld met barok aandoende ornamenten. Ook het aansluitende menuet schudt de ernstige stemming niet van zich af. Het Adagio is een lieflijk deinende siciliano, en aan het eind staat een plechtige fuga in archaïsche stijl, alsof Haydn een groet brengt aan de barokke reus Bach die hij nooit gekend heeft.
Onder het stof van Chopin
De componist Karol Szymanowski was lang een goed bewaard geheim van de Poolse muziekhistorie. Eerst werd hij vergeten omdat Frédéric Chopin nog zo’n grote naam was, en na zijn dood werd hij overschaduwd door Witold Lutoslawski en Henryk Górecki. Pas de laatste dertig jaar is de belangstelling voor deze bijzondere toondichter weer enigszins opgeleefd. Szymanovski was een componerende kameleon. In het begin stond hij nog dicht bij Chopin en Skrjabin en later bij Strauss en Wagner. Maar door zijn vele Europese en buiten-Europese reizen rond de Eerste Wereldoorlog absorbeerde hij de meest diverse idiomen. Dat is te horen aan zijn Tweede strijkkwartet opus 56 uit 1927. Dat lijkt een laboratorium voor expressie, vorm, harmonie, ritme, fuga, bitonaliteit, impressionisme, Poolse volksmuziek en speeltechniek, net als de strijkkwartetten van tijdgenoot Béla Bartók. In het drama klinkt Beethoven door en in het dichte stemmenweefsel Brahms.
Het laatste deel lijkt een soort eerbetoon aan het barokke handwerk, het contrapunt, want hier ontrolt zich een doorwrochte dubbelfuga. Dit is een meesterzet waarmee hij voorgangers, navolgers en critici schaakmat heeft gezet. Na het prachtig zwevende en atmosferische begin, de vele bitse tegenwerpingen, de wonderlijke citaten van de muziek van de Tatra-bewoners is deze finale een van de vele betoveringen die dit originele werk rijk is.
Verdwenen in de plooien van de historie
Waarschijnlijk hebben maar weinig luisteraars muziek van de derde componist op het programma gehoord:
Rebecca Clarke (1886-1979). Zij was de dochter van een Amerikaanse vader en een Duitse moeder. Ze groeide op in Engeland, studeerde eerst viool en toen compositie (als eerste vrouw!) bij Charles Stanford aan het Royal College of Music. Als altvioliste speelde ze als enige vrouw in het Queen’s Hall Orchestra onder dirigent Henry Wood. Ze verdiende de kost door talrijke concertoptredens in Engeland en de VS, waar ze de laatste veertig jaar van haar leven doorbracht. Ze was bevriend met Ralph Vaughan Williams en Gustav Holst en trad op met Myra Hess, Pablo Casals, Arthur Rubinstein, Jacques Thibaud, Percy Grainger, Jascha Heifetz, Bronislaw Hubermann, Arthur Schnabel, Joseph Szigeti en Jelly d’Arányi.
Het korte Poem uit 1926 is een van de twee stukken die Rebecca Clarke voor strijkkwartet schreef, maar dat pas in 2004 werd uitgegeven. Er hangt een melancholieke Engelse sfeer boven het stuk, met in de verte echo’s van Engels volksliedgoed, van Beethoven, Brahms en het atmosferische van Debussy. De altviool speelt een belangrijke rol, omdat componisten van strijkkwartetten volgens Clarke het instrument vaak ‘vergeten’. ‘De altviool heeft een zeer persoonlijke, uiterst sympathieke toon en biedt grote mogelijkheden. Niemand die een speler als Lionel Tertis heeft gehoord, zal dat ontkennen.’
Ravels enige kwartet
Maurice Ravel waagde zich maar één keer aan het genre van het strijkkwartet, net als Claude Debussy. Hij hield van de duidelijke vormen en heldere lijnen van Haydn en Mozart. Maar die zouden zijn muziek niet hebben begrepen en verstaan vanwege samenklanken en harmonieën. Ravel is hier een ware tovenaar van de klankkleur. Met zijn snelle afwisseling van pizzicato en arco passages (getokkelde en gestreken passages), het gebruik van sourdine (demper) en zijn subtiele ritmen heeft hij een rijk mengsel van contrasterende kleuren geschapen. Het kwartet is een soort cyclus, want in het derde deel komen citaten uit het eerste deel weer boven water. Zo ook in de Finale, die deels stormachtig deels kalm verloopt, en waarin herinneringen aan het eerste deel worden opgehaald. Toen Ravel later de Finale wilde wijzigen, bezwoer Debussy hem: ‘Bij alle goden der muziek en omwille van mijzelf, verandert u niets aan hetgeen u geschreven heeft.’
Clemens Romijn
Voorprogramma om 19:30
Aijna Quintet
Deniz Gülbeyaz, klarinet
Sinem Ceylan, viool
Adam Habram, viool
Jorge Pastor Sanchez, altviool
Sari Šaćiri, cello
W.A. Mozart (1756-1791): Klarinetkwintet in A Majeur
Allegro
Larghetto
Menuetto – Trio
Allegretto con variazioni
volgende concert: dinsdag 20 januari 2026
Storioni Trio speelt Haydn, Clarke & Schubert